Is de Nederlandse rechtspraak wel zo goed als de minister beweert? Een zoektocht leidt tot ontluisterende bevindingen

Dat blijkt uit een onderzoek van Toon Peters, senior chemiedocent aan de Zuyd Hogeschool in Heerlen, die een boek schrijft over de civiele rechtspraak. Peters las eind 2017 in dagblad De Limburger een uitspraak van rechtbankpresident Peter Pulles waarin deze stelt dat de Nederlandse rechtspraak wereldwijd tot de top behoort. Dit werd afgelopen jaar herhaald door Maarten Feteris van de Hoge Raad in het Advocatenblad, door oud-voorzitter Frits Bakker van de Raad voor de Rechtspraak in Nieuwsuur en de Volkskrant, en door de Justitieministers Grapperhaus en Dekker in debat met de Tweede Kamer.

Deze beroepsdeskundigen beroepen zich allemaal op die internationale ranglijst zodra kritiek klinkt over de vele bezuinigingen, de herstructurering van gerechten, de hoge werkdruk bij rechters en een mislukt, miljoenenverslindend digitaliseringsproject.

Ontluisterende bevindingen
Toon Peters wil weten op welk internationaal onderzoek Pulles, Feteris, Bakker en Grapperhaus zich baseren en wordt steeds gewezen op het World Justice Project (WJP) - een onafhankelijke organisatie die jaarlijks een ranglijst samenstelt over de kwaliteit van rechtsstelsels wereldwijd. Een jaar lang bestookte de chemiedocent verschillende instanties met kritische vragen over de totstandkoming van die lijst. Zijn zoektocht leidt tot ontluisterende bevindingen.

Allereerst slaat Peters alle World Justice Project-onderzoeksrapporten vanaf 2011 erop na. Daaruit blijkt dat Nederland alleen in 2009, 2013, 2016 en 2018 is ‘onderzocht'. Sommige landen worden in de tussenliggende jaren geënquêteerd, andere eens in de vijf jaar. Toch staat Nederland tot 2019 elk jaar op die eerste en vijfde plek.

‘Als we een Noorse schaatser een gouden medaille geven omdat hij die de vorige keer ook heeft gekregen, en Sven Kramer daardoor nooit eerste kan worden, zouden we dat niet pikken', zegt Peters. ‘Maar bij de internationale classificatie op het gebied van rechtspraak doet zich dat dus voor.'

Peters spit verder. Hij wil weten hoe Nederland in de genoemde jaren precies is onderzocht. Daarvoor mailt hij de organisator van die ranglijst, het World Justice Project, dat onder meer wordt gesponsord door de Europese Commissie, het Amerikaans ministerie van Buitenlandse Zaken, het ministerie van Justitie in Singapore en de Nederlandse stad Den Haag.

Telefonische enquête en straatinterviews
WJP-onderzoeksdirecteur Sarah Long mailt terug. Ze schrijft dat WJP wereldwijd experts zoals advocaten zowel online als telefonisch enquêteert via vragenlijsten in het Engels, Frans of Spaans (en voegt toe dat die in de toekomst ook in het Russisch beschikbaar zal zijn). Daarnaast wordt in meer dan honderd landen een grote publieksenquête gehouden. In arme landen gebeurt dat door 'face-to-face'-straatinterviews en in rijke landen, zoals Nederland, wordt de vragenlijst online naar zo'n duizend inwoners verzonden. Deze grootschalige enquêtes worden aan lokale enquêtebureaus uitbesteed. Voor Nederland is dat YouGov, mailt de onderzoeksdirecteur. Ze stuurt Peters het enquêteformulier toe.

Het formulier telt liefst 46 pagina's en het kost ongeveer 40 minuten om alle vragen te beantwoorden. Die gaan niet expliciet over de rechtspraak, maar vooral over corruptie en het functioneren van de overheid, met vragen als hoe makkelijk het is om een politieman om te kopen, of hoe eerlijk de overheid antwoordt als een burger informatie opvraagt. Toch is deze bevraging van ‘random selected people' (lees: leken die veelal nog nooit een rechtbank van binnen hebben gezien) de basis voor de ranglijst civielrecht, waarop Nederland zo goed scoort.

Een medewerker van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) meldt Peters desgevraagd dat de kans ‘heel klein is' dat respondenten vragenlijsten invullen die meer tijd vergen dan 20 minuten, zeker als het gaat om minstens duizend respondenten, zoals het WJP stelt. Ook hoogleraar enquêtemethodiek Jelke Bethlehem onderschrijft dat na 20 minuten deelnemers afhaken. Het houden van straatinterviews in arme landen op grond van een 46 pagina's tellende enquête lijkt al helemaal uitgesloten.

Vervolgens schrijft Toon Peters naar een tiental mailadressen YouGov in Europa, met de vraag wie verantwoordelijk is voor de dataverwerving in Nederland. Hij krijgt antwoord van Karin Müller van de Duitse afdeling van het internationale dataverwerkingsbedrijf. Ze schrijft: ‘YouGov heeft geen onderzoekspanel in Nederland. Nederlanders kunnen niet aan onderzoeken van YouGov deelnemen.'

Peters meldt dit bij Sarah Long van het World Justice Project, die hun schriftelijke mailwisseling liever telefonisch voortzet. Ongevraagd meldt ineens YouGov-marketingdirecteur Harry Davis zich bij de Volkskrant. YouGov heeft Nederland wel degelijk onderzocht, meldt hij, ‘met assistentie van Lightspeed'.

Lastige positie
Wiepke van der Wal, de Nederlandse marketingdirecteur van Lightspeed Europa, weet echter van niets. Ook zij vindt de vragenlijst buitenproportioneel lang. Ze bevestigt in een opgenomen telefoongesprek met Toon Peters dat haar organisatie weliswaar opdrachten krijgt van YouGov, maar dat Lightspeed deze omvangrijke enquête heeft uitgevoerd lijkt haar ‘heel onwaarschijnlijk'.

Helemaal uitsluiten doet ze het echter niet. Als de Volkskrant haar vervolgens belt met de vraag of de enquête wel of niet door Lightspeed in Nederland is uitgevoerd, zal ze het ‘tot op de bodem' uitzoeken. Na drie dagen belt ze terug: ‘Ik heb me met het telefoongesprek met Toon Peters in een lastige positie gemanoeuvreerd. Ik mag van YouGov het antwoord niet geven.' Of het klopt wat YouGovs marketingdirecteur Davis beweert ‘wil en kan' ze niet bevestigen.

Toon Peters gaat met de Raad voor de Rechtspraak in gesprek en mailt Kamerleden zijn bevinding: ‘De ministers en Raad voor de Rechtspraak verdedigen hun beleid met een beroep op een ranglijst waarvan het onderzoek niet bestaat of in ieder geval rammelt aan alle kanten.' De Raad voor de Rechtspraak zegt bij monde van hoofd strategie Saskia Sicking toe voortaan conclusies van het WJP ‘niet zonder meer over te nemen' (wat later tijdens een interview met de Volkskrant door zowel de voorzitter als de woordvoerder wel gebeurde).

Michiel van Nispen (SP) stelt daarop Kamervragen aan Justitieminister Grapperhaus. Die antwoordt eind januari dat de ranglijst van het World Justice Project ‘een van de indicatoren is die erop wijst dat de Nederlandse rechtsstaat goed scoort', dat YouGov daartoe ‘tweejaarlijks' in Nederland onderzoek uitvoert onder een ‘representatieve groep inwoners', dat ‘alle onderzochte landen dezelfde onderzoeksvragen' krijgen, en dat hij ‘geen aanleiding heeft te twijfelen aan de betrouwbaarheid van het onderzoek'.

Minister Grapperhaus laat in een reactie op dit artikel via een woordvoerder weten: ‘Zoals in de beantwoording van de Kamervragen ook vermeld, baseert het Ministerie zich op de gegevens die door het World Justice Project worden geleverd. Daarnaast zijn de cijfers van het World Justice Project ook niet de enige die het ministerie hanteert. In een eerdere Tweede Kamerbrief hebben we ook al verwezen naar het Europees Justitieel Scorebord, het Continu Onderzoek Burgerpersectieven van het SCP en het tweejaarlijks rapport van de European Commission for the Efficiency of Justice.'

Bron: Volkskrankt.nl (Wil Thijssen)

Geplaatst door Hugo Fijma, advocaat in Den Haag.

 

Meer nieuwsberichten